-
1 donker
donker1♦voorbeelden:vóór (het, de) donker thuis zijn • être rentré avant la nuit————————donker2♦voorbeelden:een donkere lucht • un ciel menaçanthet wordt donker • la nuit tombehet was volslagen donker • il faisait nuit noirehet is zo donker als de nacht • il fait noir comme dans un fourdoor een donkere bril kijken • voir tout en noirde toekomst donker inzien • voir l'avenir en noir -
2 stikdonker
♦voorbeelden:in het stikdonker • dans l'obscurité totale -
3 duister
duister1〈 het〉♦voorbeelden:de oorzaak bleef in het duister • la cause est demeurée obscureover de oorzaken van het ongeluk tast men in het duister • quant aux causes de l'accident, on nage en plein mystère————————duister2♦voorbeelden:duistere machten • puissances des ténèbreseen duistere toekomst • un avenir incertainduistere woorden • paroles énigmatiqueshet is duister • il fait noirhet is me nog even duister • je n'y vois pas encore (très) clair -
4 nacht
♦voorbeelden:bij nacht en ontij • à une heure indueeen bange nacht • une nuit d'angoisseiemand goede nacht wensen • souhaiter (une) bonne nuit à qn.de hele nacht wakker liggen • ne pas fermer l'oeil de la nuitde zieke heeft een onrustige nacht gehad • le malade a passé une mauvaise nuitslapeloze nachten • nuits blancheshet is er nacht • il y fait noirde nacht valt • la nuit tombehet was nog nacht • il faisait encore nuiteen nachtje over iets willen slapen • (vouloir) réfléchir (à qc.) à tête reposéebij nacht, 's nachts • la nuitin de nacht • pendant la nuitzo lelijk als de nacht • laid à faire peurzo zwart als de nacht • noir comme du charbon〈 spreekwoord〉 bij nacht zijn alle katten grauw • la nuit, tous les chats sont gris -
5 't is hartstikke donker
't is hartstikke donker -
6 hartstikke
♦voorbeelden:hartstikke dood • raide morthij is hartstikke doof • il est sourd comme un pothartstikke gek • complètement fou't is hartstikke vol • c'est plein à craqueru wordt hartstikke bedankt • merci mille fois -
7 hel
hel1〈de〉♦voorbeelden:de hel brak los in het stadion • le public du stade se déchaînadat stinkt naar de hel • ça sent le roussiiemand naar de hel wensen • maudire qn.wat een hel! • quel bagne!zondaars komen in de hel • les pécheurs vont en enferloop naar de hel! • va-t'en au diable!de hel op aarde hebben • faire son purgatoire sur terrehet stinkt er als de hel • ça pue terriblement là-dedanshet is hier zo donker als de hel • il fait noir comme dans un foural moest ik ervoor naar de hel lopen • quand le diable y seraitiemand het leven tot een hel maken • rendre la vie impossible à qn.→ link=weg weg————————hel2♦voorbeelden:de kamer was hel verlicht • la pièce baignait dans une lumière crue -
8 het is duister
het is duister -
9 het is er nacht
het is er nacht -
10 het is hier zo donker als de hel
het is hier zo donker als de helDeens-Russisch woordenboek > het is hier zo donker als de hel
-
11 het is stikdonker
het is stikdonker -
12 het is zo donker als de nacht
het is zo donker als de nacht -
13 zwart
zwart1〈 het〉♦voorbeelden:(met) zwart spelen • jouer avec les noirsin het zwart (gekleed) zijn • être en noirin het zwart • en noir————————zwart2♦voorbeelden:een zwarte dag • un jour noireen zwarte koffie • un café noir sans sucrezwarte lonen • salaires payés au noireen zwarte lucht • un ciel noirde zwarte markt • le marché noirzwarte prijzen • prix au noiralles zwart inzien • broyer du noiriemand, iets zwart maken • noircir qn., qc. 〈 ook figuurlijk〉men schildert hem zwarter af dan hij is • on le fait plus méchant qu'il n'esthet zag er zwart van de mensen • c'était noir de mondeliegen dat men zwart ziet • mentir comme un arracheur de dentsiets zwart op wit hebben • avoir qc. noir sur blanciemand zwart aankijken • jeter un regard noir à qn. -
14 geld
♦voorbeelden:1 je geld of je leven! • la bourse ou la vie!baar geld • espècescontant geld • (argent) liquidein contant geld • en espècesgemunt geld • numérairemet gepast geld betalen • faire l'appointgrof geld verdienen • gagner grosgroot geld • billetskinderen betalen half geld • les enfants paient demi-tarifklein geld • monnaiepapieren geld • papier-monnaievals geld • fausse monnaiehet volle geld • (le) plein tarifvuil geld • argent gagné malhonnêtementzwart geld • argent noirzijn geld erdoor jagen • brûler la chandelle par les deux boutsergens (veel) geld tegenaan gooien • investir (des sommes folles) dans qc.het geld groeit mij niet op de rug • je ne suis pas Crésushet geld voor het grijpen hebben • rouler sur l'orgeen geld hebben • être sans le souzijn geld erbij inschieten • en être pour son argent〈 figuurlijk〉 iemand geld uit de zak kloppen • soutirer de l'argent à qn.zijn geld er uit krijgen • rentrer dans son argentgeld laten rollen • faire valser l'argentgeld door de vingers laten slippen • ne pas regarder à la dépenseveel geld opleveren • rapporter grosgeld slaan • battre monnaiesmijten met geld • jeter l'argent par les fenêtresgeld in iets steken • placer son argent en, dans qc.er geld op moeten toeleggen • en être de sa pochegeld wisselen • faire de la monnaiebovenop zijn geld zitten • être près de ses souszwemmen in het geld • rouler sur l'orniet goed? geld terug • remboursement garanti en cas de non-satisfactiondik in het geld zitten • être cousu d'ormet zijn geld geen raad weten • ne savoir que faire de son argentom geld vragen • demander de l'argentom geld verlegen zijn • être à court d'argentiets te gelde maken • faire argent de qc.van zijn geld leven • vivre de ses rentesvoor geld • pour de l'argentvoor geen geld ter wereld • pour rien au mondevoor geen geld • à aucun prixtwee voor hetzelfde geld • deux pour le prix d'ungeld als water verdienen 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 geld als slijk verdienen • faire beaucoup d'argentdat brengt geld in 't laatje • ça fait des soushet geld niet over de balk gooien • ne pas jeter l'argent pas les fenêtres -
15 geheel
geheel1〈 het〉♦voorbeelden:het geheel is groter dan elk van zijn delen • le tout est plus grand que la partieéén geheel vormen met • faire un tout avecde bevolking in zijn geheel • la population dans sa totalitétwee maatschappijen tot één geheel samenvoegen • fondre deux sociétés en une seulein het geheel niet • pas du toutover het geheel genomen • dans son ensemble————————geheel21 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 entier 〈v.: entière〉⇒ tout 〈+ lidwoord + zelfstandig naamwoord enkelvoud〉 〈 bijwoord〉 tout à fait⇒ entièrement♦voorbeelden:de gehele stad • toute la villeeen gehele week • toute une semaineik voel mij een geheel ander mens • je me sens tout autreeen plan geheel opgeven • renoncer définitivement à un projetzijn vermogen geheel verkwisten • gaspiller toute sa fortunegeheel anders • complètement différentgeheel of gedeeltelijk • en tout ou en partieniet geheel • pas tout à faitgeheel niet • pas du touthij was geheel in 't zwart • il était tout en noirgeheel en al • complètement -
16 duivel
♦voorbeelden:〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 iemand de duivel aandoen • embêter qn.〈 figuurlijk〉 de duivel hale je! • (que) le diable t'emporte!daar speelt de duivel mee, 't is of de duivel ermee speelt • c'est à croire que le diable s'en mêlede duivel uitdrijven • exorciser le diable〈 figuurlijk〉 loop naar de duivel! • que le diable t'emporte!ik kan hem wel naar de duivel wensen • je voudrais qu'il aille au diable〈 figuurlijk〉 om de duivel niet! • jamais de la vie!voor de duivel en zijn ouwe moer niet bang zijn • ne craindre ni Dieu ni Diablehij is zo gierig als de duivel • il est d'une avarice sordide〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 tekeergaan als een duivel in een wijwatervat • se démener comme un diable dans un bénitier〈 spreekwoord〉 men maakt de duivel altijd zwarter dan hij is • le diable n'est pas si noir qu'on le fait〈 spreekwoord〉 als je van de duivel spreekt, trap je op zijn staart • quand on parle du loup on en voit la queue¶ kom hier, voor de duivel • viens ici, nom d'un chien→ link=ziel ziel -
17 gekleed
1 habillé♦voorbeelden:iedereen komt vanavond gekleed • tout le monde vient en tenue correcte ce soirdit kostuum staat gekleed • ce costume fait habillénetjes gekleed • bien misslecht gekleed • mal misin het zwart gekleed • habillé de noir -
18 lelijk
♦voorbeelden:lelijke gezichten trekken • faire des grimaceslelijk maken • enlaidirlelijk schrijven • avoir une vilaine écritureontzettend lelijk • hideuxhet is lelijk weer • il fait mauvaisiemand uitmaken voor alles wat lelijk is • traiter qn. de tous les nomshet ziet er lelijk uit • ça va maler lelijk aan toe zijn • être bien mal en pointhij is lelijk ziek • il est salement maladezich lelijk vergissen • se tromper drôlementer lelijk naast zitten • se mettre le doigt dans l'oeiliemand lelijk aankijken • regarder qn. de traverswat kijk je lelijk! • quel oeil noir tu fais!daar zal hij lelijk van staan te kijken • il va faire une de ces têtes -
19 men maakt de duivel altijd zwarter dan hij is
men maakt de duivel altijd zwarter dan hij isDeens-Russisch woordenboek > men maakt de duivel altijd zwarter dan hij is
-
20 oog
♦voorbeelden:het oog van de naald • le chas de l'aiguillemet andere ogen bekijken • voir (qc.) d'un autre oeileen blauw oog • un oeil au beurre noiriemand een blauw oog slaan • pocher un oeil à qn.(niet zichtbaar) met het blote, ongewapend oog • (imperceptible) à l'oeil nuhet boze oog • le mauvais oeilbruine ogen hebben • avoir les yeux marrondat is niet met droge ogen aan te zien • 〈 zonder tranen〉 on ne peut s'empêcher de pleurer; 〈 ongeroerd〉 c'est à faire pleurer les pierreseen glazen oog • un oeil de verregrote ogen opzetten • ouvrir de grands yeuxzijn ogen zijn groter dan zijn buik, maag • il a les yeux plus grands que le ventreiets met lede ogen aanzien • voir qc. d'un mauvais oeileen lui oog • un oeil paresseuxeen open oog voor iets hebben • être sensible à qc.geen oog dichtdoen • ne pas fermer l'oeilzijn ogen gebruiken • ouvrir l'oeilzijn ogen niet geloven, vertrouwen • ne pas en croire ses yeuxogen hebben van voren en van achteren • avoir des yeux derrière la têteoog hebben voor • avoir l'oeil pourzijn ogen in zijn zak hebben • avoir les yeux dans sa pochealleen oog hebben voor • n'avoir d'yeux que pourzij maakt haar ogen op • elle se fait les yeuxiemand de ogen openen • ouvrir les yeux à qn.de ogen openhouden • garder les yeux ouvertszich de ogen uit het hoofd schamen • mourir de hontehaar ogen schieten vuur • ses yeux lancent des éclairsde ogen ten hemel slaan • lever les yeux au ciel〈 figuurlijk〉 de ogen sluiten voor iets • fermer les yeux sur qc.zijn ogen uitkijken (aan iets) • ne pas détacher les yeux (de qc.)iemand de ogen uitkrabben • arracher les yeux à qn.iemand de ogen uitsteken • faire mourir qn. d'envieiemand de ogen uitsteken met zijn luxe • écraser qn. de son luxe〈 figuurlijk〉 iemand de ogen verblinden • éblouir qn.door iemands ogen zien • voir par les yeux de qn.door het oog van de naald kruipen • l'échapper belleoog in oog staan met • se trouver nez à nez avecheb je geen ogen in je hoofd? • tu n'as pas les yeux en face des trous?iemand recht in de ogen zien, kijken • regarder qn. en facemet de ogen spreken • avoir des yeux expressifsmet de ogen knipperen • cligner des yeuxiemand iets onder vier ogen zeggen • dire qc. à qn. entre quatre yeuxeen gesprek onder vier ogen • un tête-à-têteuit zijn ogen zien • 〈 opletten〉 ouvrir l'oeil (et le bon); 〈 op zijn hoede zijn〉 être sur le qui-vivevoor iemands ogen • sous les yeux (de qn.)groen en geel voor de ogen worden • être pris de vertigehet schemert mij voor de ogen • j'ai la vue troublezijn ogen aan iets te goed doen • repaître ses yeux de qc.zijn ogen uit zijn hoofd kijken • se repaître de, à la vue de (qc.)zijn ogen goed de kost geven • 〈 ironisch〉 ne pas avoir les yeux dans sa poche; 〈vooral m.b.t. mooie vrouwen〉 se rincer l'oeil〈 spreekwoord〉 oog om oog, tand om tand • oeil pour oeil, dent pour dent2 met een half oog iets zien • entrevoir qc.schele, scheve ogen maken, geven • faire des jalouxiemand met schele ogen aankijken • être jaloux de qn.het oog over iets laten gaan • promener son regard sur qc.〈 figuurlijk〉 het oog op iets laten vallen • avoir des desseins sur qc.zover het oog reikt • à perte de vue〈 figuurlijk〉 het oog slaan, laten vallen op iemand • jeter son dévolu sur qn.het oog treffen • frapper les yeuxaan het oog ontsnappen • se dérober à la vueiets aan het oog onttrekken • masquer qc. à la vuein het oog lopen • se faire remarquerin het oog lopend, vallend • manifestein het oog springen, vallen • sauter aux yeuxmet de ogen verslinden • dévorer (qn., qc.) des yeuxiets (de werkelijkheid) onder ogen zien • regarder qc. (les choses) en facede dood onder ogen zien • envisager la mortonder iemands ogen komen • se présenter devant qn.iets niet onder ogen willen zien • se mentir à soi-mêmeiets onder ogen hebben • avoir qc. sous les yeuxiemand iets onder het oog brengen • 〈 op iets wijzen〉 faire observer qc. à qn.; 〈 aan het verstand brengen〉 essayer de faire comprendre qc. à qn.op het oog • à première vuezo op het oog • à vue d'oeiliemand, iets op het oog hebben • avoir qn., qc. en vueuit het oog raken • disparaître (aux yeux)iets, iemand uit het oog verliezen • perdre qc., qn. de vue(ga) uit mijn ogen! • hors de ma vue!iets voor ogen stellen • 〈 doen zien〉 représenter qc.; 〈 een voorstelling hebben〉 se représenter qc.〈 figuurlijk〉 iets voor ogen houden • garder qc. à l'esprit〈 figuurlijk〉 iemand voor ogen staan • être présent à l'esprit de qn.〈 spreekwoord〉 uit het oog, uit het hart • loin des yeux, loin du coeurhij wierp, gooide zes ogen • il a jeté un six¶ in hun ogen betekent hij niet veel • à leurs yeux, il a peu de valeurmet het oog op • en vue demet het oog hierop • à cet effetiemand naar de ogen zien • ramper devant qn.
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Il fait noir comme dans un four, comme dans la gueule d'un loup, comme dans un tunnel — ● Il fait noir comme dans un four, comme dans la gueule d un loup, comme dans un tunnel l obscurité est totale … Encyclopédie Universelle
Il fait noir — ● Il fait noir la nuit est sombre ; l obscurité est complète dans une pièce, un local … Encyclopédie Universelle
noir — noir, noire [ nwar ] adj. et n. • XIIe ; neir 1080; lat. niger I ♦ Adj. A ♦ (Concret) 1 ♦ Se dit de l aspect d un corps dont la surface ne réfléchit aucune radiation visible, dont la couleur est aussi sombre que possible (⇒ noirceur; noircir;… … Encyclopédie Universelle
noir — noir, oire (noir, noi r ) adj. 1° Qui est de la couleur la plus obscure, la plus privée de lumière. 2° Qui tire sur le noir, qui approche de la couleur noire. 3° Livide, meurtri. 4° Obscur, où il n y a pas de lumière. 5° Sale, crasseux … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
noir — NOIR, Noire. adj. Qui est de la couleur la plus obscure de toutes & la plus opposée au blanc. Des yeux noirs. une barbe noire. des cheveux noirs. un cheval noir. du drap noir. satin noir. maroquin noir. habit noir. robe noire. chapeau noir. cette … Dictionnaire de l'Académie française
NOIR, OIRE — adj. Il se dit de l’Aspect d’un corps dont la surface, absorbant intégralement toutes les radiations qu’il reçoit, donne l’impression d’obscurité. L’entrée d’une cave vue à quelque distance semble parfaitement noire. Noir comme jais. Noir comme… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
NOIR — OIRE. adj. Qui est de la couleur la plus obscure, et la plus opposée au blanc. Une barbe noire. Des cheveux noirs. Un cheval noir. Du drap noir. Habit noir. Robe noire. Cette encre n est pas assez noire. Du raisin noir. De la bile noire. Noir… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
Noir Désir — Pays d’origine Bordeaux, France Genre musical Garage rock Post punk Blues rock Années d activité … Wikipédia en Français
Noir Desir — Noir Désir Noir Désir Pays d’origine Bordeaux, France Genre(s) … Wikipédia en Français
Noir desir — Noir Désir Noir Désir Pays d’origine Bordeaux, France Genre(s) … Wikipédia en Français
Noir désir — Pays d’origine Bordeaux, France Genre(s) … Wikipédia en Français